Het dorp heeft een eigen ziel

Frans Bulthuis

“Het bevalt me hier uitstekend! Voordat ik dertien jaar geleden in Den Dolder kwam wonen, woonde ik in Rotterdam, prachtig aan de Maas. Nadat ik werd gevraagd voor een baan bij Altrecht heb ik twee jaar op en neer gereden, omdat dat geen pretje was zocht ik een woning. Op een goed moment zei een vriend tegen mij: ‘Je bent nu in Utrecht aan het kijken. Waarom niet in Den Dolder?’ Dat was veel te dicht bij mijn werk, dat wilde ik niet. Maar waarom ook niet? Toen ik een nieuw appartement in het centrum kon kopen heb ik ja gezegd.
 
Iedereen zei: ‘Frans, jij in een dorp? Dat heb je nooit gedaan!’ Maar ik moet eerlijk zeggen, het is een verademing! Ik vond het heerlijk om te merken dat er sociale controle is, en niet op een vervelende manier. Als er iets gebeurt dan weet iedereen dat, dan leeft iedereen mee. Er wordt natuurlijk ook geroddeld, maar dat wordt er in een stad ook. Mijn vader zei altijd: waar je brood is, is je thuis. En ik voelde me hier inderdaad meteen thuis. Ik had natuurlijk ook geluk. We kwamen met zijn allen tegelijk in die nieuwe appartementen te wonen, dus was het heel makkelijk om sociale contacten op te bouwen. Het gaat om je geborgen voelen, het gewone en kunnen zijn wie je bent. Je komt bijvoorbeeld op straat iemand tegen en zegt hallo, of als ik naar de bakker ga, dan weet ik wie daar staat. Het is te overzien. Dat is het mooie van een dorp.
 
Toen ik hier pas woonde had niemand er problemen mee dat je in het dorp patiënten tegenkwam. Niemand die er raar van opkeek wanneer iemand afwijkend gedrag vertoonde. Mensen traden ook gewoon op als het te dol werd. Ik ging ook wel eens naar de Egelantier, dat was een beetje de huiskamer van het dorp. Als je daar de gesprekken hoorde, hoorden de mensen van de Stichting er gewoon bij. Punt. Pas toen er veel mensen van buiten het dorp kwamen ontstonden er problemen. Maar als je hier komt wonen, dan weet je dat dit er is. Je weet toch ook dat het een bosrijke omgeving is of dat Utrecht niet ver weg is? Het is net zoiets als bij Schiphol gaan wonen en klagen dat er vliegtuigen over komen. Die groei gecombineerd met het bezuinigingsbeleid van Altrecht maakte dat er een wij tegen zij ontstond. Jammer.
 
In de tijd rond Anne Faber heb ik me daar verschrikkelijk kwaad over gemaakt. Kijk, wat er is gebeurd is niet goed en valt ook niet goed te praten. Maar de manier waarop erop gereageerd werd! De massahysterie en de wijze waarop die werd aangewakkerd door de pers, want het is een patiënt! De hautaine houding van de hulpverlening destijds heeft ook veel kwaad bloed gezet. Ze lieten de buitenwereld vertellen dat er fouten waren gemaakt. Dat moet je nooit doen. Ik heb in mijn carrière ook fouten gemaakt. Geef dat dan meteen toe en probeer het niet met de mantel der liefde te bedekken. Want uiteindelijk komt het toch uit, en dan worden mensen boos. Dan ben je niet meer te vertrouwen. Je zag een stapeling van reacties en de een moest nog gekker reageren dan de ander om zijn stem te laten horen. Ik vond het triest. Er zijn mensen in een hoekje gezet die dat niet verdienden. Dat is wat mij betreft onrecht en daar heb ik mijn hele leven al ongelofelijk slecht tegen gekund.
 
We doen mensen tekort. Ik denk dat er een groep patiënten is die het nodig heeft om in een setting zoals die op de Stichting te wonen. Niet dat vroeger alles beter was, maar iedereen weet dat als je een beetje overspannen bent dan moet je de natuur in. Waarom haal je mensen die problemen hebben dan uit de natuur? Maak gebruik van wat je hebt! De natuur is medicijn. Ik vind het ook geen goed idee om het terrein vol te bouwen. Daar ben ik helemaal niet blij mee. Maar nee, ik zou niet weg willen uit het dorp. In het dorp zit geborgenheid, maar het moet niet groter worden. Het heeft een eigen ziel en ik denk dat dat ook komt omdat het rondom de instelling is gegroeid. Het is wij en de Stichting hoort daarbij, dat is het dorp. Dat kom je niet vaak tegen.”

Meer verhalen uit Den Dolder

Je kunt geen content van deze pagina downloaden