Categorieën
Uncategorized

Ik ben gewoon Anja

Ik ben gewoon Anja

Anja Gramberg

‘Ik ben hier eind 1971 begonnen en ga begin 2021 weg. Toen heette het nog de Willem Arntsz Stichting. Officieel ben ik al sinds 2018 met pensioen, maar ik kon niet stoppen. Mijn contract loopt tot eind maart. Mensen om me heen zeiden: “Misschien moet je erover gaan schrijven, dan kun je afscheid nemen”. Maar ik ben geen schrijver. Ik ben dyslectisch, dus toen ik een redacteur tegenkwam heb ik gevraagd: wil jij me helpen? Zo is mijn boek Kleine ode aan de Willem Arntsz Hoeve ontstaan. Daarmee kan ik een hoofdstuk uit mijn leven afsluiten en laten zien hoe jammer het is dat de psychiatrie van het terrein verdwijnt. Dat de gebouwen nu leeglopen doet mij ook echt pijn.

Eigenlijk kwam ik bij toeval op de Hoeve terecht. Ik zakte voor mijn eindexamen en wist niet wat ik wilde. Nadat ik een beroepskeuzetest had gedaan werd er tegen mijn moeder gezegd: “Het lijkt ons goed als uw dochter de zorg in gaat.” Logisch, want ik had een tijdje een vakantiebaantje bij een joodse instelling in Amersfoort gehad. Ik solliciteerde toen bij de Willem Arntsz Stichting, maar had te weinig vooropleiding. Blijkbaar hadden ze personeel nodig, want ze zeiden: “Je mag beginnen, maar dan moet je wel een opleiding erbij doen.” Dat heb ik gedaan. In die tijd ging je nog intern. ’s Avonds werd je opgevangen als je na het werk thuiskwam. Dan zat er een gastvrouw, de open haard was aan, dan stonden er boterhammen klaar en een kopje thee. Er was een heel gemoedelijke sfeer.

Je werd natuurlijk wel gewoon in het diepe gegooid, maar je deed de dingen heel erg samen. Het keerpunt was voor mij toen ik op Huize Wilhelmina op de groep ging werken. Daar ontdekte ik: dit wil ik echt doen! Samen met de patiënten, samen kijken: hoe kunnen we jou een fijn verder leven geven? Het gaat er niet om wat je wel of niet kunt, om wat je geleerd hebt. Het gaat erom dat je gaat ervaren dat je er mag zijn. Die beperkingen in je hoofd, die ziekte, dat is niet het enige wat je bent. Je bent veel meer. Het is natuurlijk niet zo dat ik het die vijftig jaar alleen maar leuk heb gehad. Er zijn periodes geweest dat ik dacht: ik ga met kinderen werken, die zijn wat enthousiaster. Dit werk is altijd zwaar. Mensen hebben het altijd moeilijk. En de problematiek verandert ook, het is alleen maar heftiger geworden.

Het is wel zo dat de sfeer veranderde toen de forensische psychiatrie erbij kwam. Die patiënten waren met justitie in aanraking geweest en ineens hoorde je verhalen over dingen die gebeurden. Dat de politie vaker over het terrein reed bijvoorbeeld, of dat er meer alarmen afgingen. Je mag het misschien niet zeggen, want ook die mensen moeten een plek hebben, maar er sidderde meer onrust op het terrein. Niet eens omdat we last hadden van de nieuwe patiënten, maar omdat mensen van buitenaf dachten: we kunnen hier alles maken en breken. Het werd algemeen goed hier. Het tastte niet mijn eigen gevoel van veiligheid aan, maar we hebben wel meegemaakt dat we niet alleen over het terrein mochten lopen. Daarvoor heerste er toch meer een sfeer van een besloten, gezellig gezin.

Het is nu totaal anders dan toen ik begon. Ik heb natuurlijk de tijd van de antipsychiatrie heel erg meegemaakt. De Dennendal-affaire was in 1973. Carel Muller was toen directeur van Dennendal. Hij vond dat er een te groot stigma rustte op patiënten en dat we ze als mens moesten gaan zien. Ik zie hen ook als mens. Ik zou heel graag nog kunstwerken neerzetten samen met de patiënten van Altrecht, voordat ik zelf vertrek en voordat alles hier weggaat. Want kunst ligt zo dicht bij mensen die psychisch breekbaar zijn. Dan valt dat stigma van ze af en komt het normale leven via de kunst naar binnen. Ik heb altijd gezegd: ik ben net zo goed een beetje gek. De patiënten zijn ook kwetsbaar en dat heeft mij misschien wel het gevoel gegeven dat ik hier mijn plek kon vinden. Ik heb altijd iets gehad van: ik ben geen therapeut. Ik ben gewoon Anja.’

Meer verhalen uit Den Dolder

Je kunt geen content van deze pagina downloaden