Categorieën
Uncategorized

Als er wat is, dan zijn we er

Als er wat is, dan zijn we er

Buurtcoaches Hendrik en Ton

“Vroeger was het hier hartstikke druk. Op de middenas was van alles te doen: de apotheek zat er, de tandarts, noem maar op. En als je nagaat dat alle panden hier ooit vol zaten met cliënten! Elk gebouw had zijn eigen doelgroep en tot zeg maar tien jaar geleden was het heel erg druk op het terrein. Er was altijd leven, zelfs in de nacht. Maar de laatste tien, vijftien jaar is de cliëntenpopulatie heel erg veranderd. Vroeger hadden we ‘prettig gestoorden’, om het netjes te zeggen, maar nu is er een zwaardere doelgroep. Dat betekent voor ons dat er met regelmatig overlast is.
 
Omdat we er vaak snel bij zijn kunnen we eerder sussen als er iets is. Wij zijn een schakel, een verlengstuk van de verpleging op het terrein naar buiten. Negen van de tien keer kennen wij de cliënten, dat was niet altijd zo. Ze weten dat ze met hun verhaal bij ons kunnen komen en dat we een luisterend oor zijn. Doordat we geen uniform dragen zijn we opener, losser en staan meer tussen hen in dan vroeger. We leggen ze bijvoorbeeld uit dat mensen hinder hebben van hun gedrag en vaak krijgen we daar begrip voor terug of ze vertellen dat het regende en dat ze even droog wilden zitten. Maar als je vertelt dat mensen het niet prettig vinden, dan snappen de meesten het. De ervaring die je daarvoor nodig hebt bouw je door de jaren heen op, het is niet iets wat je kunt leren want je hebt zeker een jaar of twee nodig om deze wereld te leren kennen. Maar anders dan in de gevangenis kun je het hier spelenderwijs doen en dan krijg je de cliënten rustig en weer naar binnen.
 
We hebben ook een hele goede band met de inwoners van Den Dolder, met de winkeliers, met de politie. We durven gerust te zeggen dat dat wederzijds is. Van het begin af aan hebben we tegen het dorp gezegd ‘als er wat is, dan zijn we er’. We doen wat we beloven. Dat is onze kracht. Als we tegen iemand zeggen ‘je krijgt een terugkoppeling’, dan krijgt hij die ook. En mensen weten ons te vinden via de mail of WhatsApp. Dat hebben ze in eerdere jaren gewoon gemist. Het is belangrijk dat ze zich serieus genomen voelen en weten dat wij iets doen als er overlast is. Zo kun je met zijn allen de rust bewaren en overlast beheersbaar maken.
 
Maar de tolerantie van de mensen? Dan kom je op de tijd rond Anne Faber. Daar hebben we natuurlijk een vreselijke knauw van gehad. Wat we al die jaren hadden opgebouwd was in een keer weg. We moesten vijf passen achteruit doen. Heel kort nadat het gebeurd was wilde de leiding van Fivoor dat we ons niet lieten zien in het dorp, maar toen hebben we gezegd: dat gaan we niet doen. Hier zijn we voor, we hebben een brede rug. Ons gezicht niet laten zien kwam niet bij ons op. We zijn gewoon het dorp ingegaan en ja, de mensen waren boos. We hebben geprobeerd het op onze manier uit te leggen. En omgekeerd vertelden cliënten in die periode dat ze liever niet in het dorp kwamen. Ze merkten dat zij aangekeken werden op wat er was gebeurd. Toen zijn we met hen mee het dorp in gegaan. Ook met het personeel trouwens, want die kregen heel veel bedreigingen per telefoon en mail. Dan liepen we met ze mee naar hun auto, of naar het station.
 
Natuurlijk heb je dorpsbewoners die er nog erg mee zitten, voor wie iedereen die hier vandaan komt niet goed is. Er zullen altijd mensen zijn bij wie je het nooit goed kunt doen. Maar er zijn er ook veel die nu zeggen: ‘Dat is geweest. We gaan verder.’ We zijn er misschien nog niet, maar we zitten weer tegen stap vijf op de weg terug aan. Het hangt ook van de mensen zelf af, die moeten weer vertrouwen terugkrijgen. Als er naar mensen geluisterd wordt en ze niet het gevoel hebben dat we ze bij de eerste de beste bocht vergeten zijn dan kunnen we in harmonie samenleven. We staan naast ze en hebben het dorp ook nodig voor het herstel van de cliënten, zodat die weer terug kunnen in de maatschappij. We hebben elkaar nodig.”

Meer verhalen uit Den Dolder

Je kunt geen content van deze pagina downloaden